• Kamp Album – 3 concentratiekampen op Java

     


     

    Lies Keulen – Zuster Josepha Cornelia

    Maria Elisabeth Keulen werd op 8 maart 1906 te Schinnen geboren als dochter van Henrik Joseph Keulen en Maria Cornelia Clerx. 

    Ze bezocht de kleuterschool, de lagere school en een naaicursus bij de “Kleine zusters van St. Josef” te Schinnen en leerde Frans bij de zusters “Filles de la Sacosse” te Schimmert. Van 1922 tot 1926 studeerde zij aan de Kweekschool, Boschstraat 69 te Maastricht. Op 8 december 1927 trad ze in bij de “Zusters van het Arme Kind Jezus” op de Bosschstraat en gaf als postulante les aan de vierde klas van het “Externaat”.

    Bij de inkleding in 1928 werden haar de namen van haar vader en moeder gegeven: Zuster Josepha Cornelia. Het noviciaatsjaar werd op Caberg doorgebracht. Op 5 december 1929 legde zij voor het eerst de Geloften af en werd benoemd tot onderwijzeres van de eerste klas van de lagere school aan de Mariastraat te Maastricht. In 1930 behaalde zij de hoofdakte en het diploma Godsdienst A en B. In 1931 behaalde zij de tekenakte en werd overgeplaatst naar Den Haag, waar zij les gaf aan de tweede klas. Op 15 augustus 1933 behaalde zij de akte handenarbeid A en B. Op 5 september 1933 legde zij de Eeuwige Geloften af in het Generale Moederhuis te Simpelveld.

    Veertien dagen later vertrok zij met de “Christiaan Huygens” naar Java om, dat was een gebruikelijke voorwaarde, nooit meer naar huis terug te keren. Van 1933 tot 1935 was zij onderwijzeres aan de derde klas van de school te Pasuruan (Oost Java). In 1935 volgde de benoeming tot hoofd der school in de nieuwe stichting te Batu, waar ze bleef tot aan de internering van de Nederlanders door de Japanners, die Nederlands Indië bezet hadden als geallieerden van Duitsland.

    Kamp Album
    Omslag Kamp Album

    Van 1 oktober 1943 tot 12 januari 1946 brachten de “Zusters van het Arme Kind Jezus” door in drie concentratiekampen t.w. te Malang, in Karang Panas te Semarang en in Lampersari Semarang. Herinneringen aan die verschrikkelijke jaren vindt U in dit boekje. In de kampen hield zuster Josepha Cornelia op onooglijke vodjes papier in een zelf ontworpen geheimschrift, aantekeningen bij van de gebeurtenissen. Wat er met haar en de overige zusters gebeurd zou zijn als de bewakers deze aantekeningen gevonden hadden, valt niet moeilijk te raden. Hoewel de vrede al op 15 augustus 1945 was gesloten, mochten de zusters het kamp eerst op 12 januari 1946 verlaten i.v.m. de politieke woelingen. Sukarno had de Indonesische Republiek geproclameerd.

    Omdat het klooster te Pasuruan in de oorlog was vernield, trokken de “Zusters van het Arme Kind Jezus” in bij de Ursulinen te Surabaja. Daar begon zuster Josepha Cornelia aan de uitwerking van haar kampnotities. Lichamelijk was ze echter volledig uitgeput. Voor algeheel herstel moest ze terug naar Nederland. Op 20 september 1946 was ze terug in Maastricht, waar ze na doktersbehandeling, veel rust en degelijke kost op 1 december al weer voor de klas stond.

    In 1947 werd ze overgeplaatst naar “De Steenen Trappen” te Roermond. Daar gaf ze tot april 1949 les aan voogdijkinderen in de tweede en derde klas en vond ze tijd om haar kampdagboek te voltooien. Alle belevenissen werden op rijm gezet en verlucht met tot in details uitgewerkte tekeningen, geheel met potlood ingekleurd. Voor deze uitgave werd elke pagina gefotografeerd en op ongeveer de helft van de oorspronkelijke grootte afgedrukt. Reproductie in kleur zou helaas te kostbaar zijn geworden.

    Daarna zat zuster Josepha Cornelia niet stil. Op 3 mei 1949 ging ze terug naar Indonesië en werd hoofd der lagere school te Batu. In 1953 werd ze lerares Engels en godsdienst aan de Mavo te Batu, in 1955 hoofd der lagere school én Mavo te Pasuruan en in 1956 hoofd en overste van de nieuwe stichting te Malang. In 1958 kwam er de functie van “Missie-Overste” bij.

    Op 15 oktober 1965 begon ze een nieuwe stichting te Sentul-Yogyakarta en in 1967 te Pakel-Yogyakarta, welke uitgroeide tot een groot complex: kleuterschool, lagere school, Mavo, Kweekschool, polikliniek en kraamkliniek. In 1973 begon ze een nieuwe stichting in Djakarta, de hoofdstad van Indonesië. Daar liet de gouverneur, Ali Sadikin, drie scholen en twee kleuterklassen bouwen. Voor het klooster moest de congregatie zelf zorgen. Toen dat klaar was vertrok zuster Josepha Cornelia naar Batu, waar ze in 1935 ook begonnen was. Ze deed daar sociaal werk.

    Op 30 april 1978 kwam ze voor het eerst echt op verlof naar Nederland en vierde op 4 juni haar 50-jarig kloosterfeest. Op 19 augustus nam ze in zaal Cuypers te Thull-Schinnen afscheid van de hele familie en op 27 september vertrok ze opnieuw naar haar geliefde Indonesië … In 1982 was ze opnieuw in het vaderland en ontstond het idee voor de uitgave van het boekje dat thans voor u ligt. U mag het zien als een klein monument voor een bewonderenswaardige vrouw, die haar arme en zieke medemensen in Batu-Malang ook nu niet in de steek kan laten.

     

     

  • Missiehuis in Java

     


     

    Missiehuis in Java.

     

    In negentienhonderd tweeëndertig,
    verrees ons eerste Missiehuis:
    Pasóeroean met zijn Chineesjes!
    Wie voelde zich bij die niet thuis!?

    Batoe kwam drie jaartjes later.
    Het werd genoemd een “paradijs”:
    Klimaat en Missiearbeid samen,
    te ruilen voor geen enkele prijs!

    In al die jaren tot de oorlog,
    werd hard gewerkt voor ’t heerlijk doel:
    De ziel der heiden kind’ren redden,
    men doopte er reeds ’n heleboel.

    Maar toen kwam Nippons woest geweld:
    Weg met de school, het kind, de kerk!
    Zo werden slagen toegebracht,
    aan ’t veelbelovend Missiewerk!

    En daar klonk plotseling het bevel:
    “De zusters morgen naar het kamp!”
    Het afscheid van ons Missiehuis,
    dat was voor ons een grote ramp!

    Lies Keulen – Zuster Josepha Cornelia

     

  • Vrouwenkamp Malang

     


     

    Vrouwenkamp Malang.

     

    “Kerree”.
    Toen we één oktober drie en veertig,
    naar ’t kamp te Malang moesten gaan,
    toen trokken we eerst nog naar Tjelaket,
    op ’t huis der Urselinen aan.

    Daar wist men ons nog te verwennen,
    als afscheid voor de ballingschap.
    Instructies werden ons gegeven,
    van Nippons motto: gap, gap, gap!

    Maar lang kon men hier niet genieten:
    om tien uur moesten wij er zijn!
    Vergezeld van de Javaanse Zusters,
    kwamen we aan ’t bepaalde terrein.

    De tottok Zusters moesten binnen,
    de bruintjes bleven buiten staan.
    Die vijf die stonden daar als wezen
    en zouden ’t liefst zijn meegegaan!

    Voor ’t laatst nog wilden wij eens wuiven,
    naar onze bruine Zusters daar,
    maar nee, dat was heel streng verboden:
    Geen wenk, geen blik zelfs mocht men slaan.

    De poort was nu voorgoed gesloten,
    de wacht die deed daar goed zijn plicht.
    Met knuppel of geweer gewapend,
    zo dwong hij eerbied af – Allicht!

    ’t Eerste van al weer “registratie”,
    de koffers werden onderzocht.
    Er werd genomen of gestolen,
    wat men in ’t kamp niet hebben mocht.

    Boeringweg, op zeventien,
    zijn drie conventen saamgevoegd:
    Van Pasóeroean en Batoe,
    en daarbij drie van ’t kostbaar Bloed.

    Met twintig in die burgerwoning,
    dat leek ons eerst ’n beetje krap.
    Maar later werd het heel wat erger,
    hier was ’t slechts de eerste stap.

    In Malang was voldoende voedsel:
    men werd nog niet zo opgejaagd.
    We hadden Priesters, Sacramenten,
    al werd men toen ook reeds geplaagd.

    Er mocht in ’t kamp geen een bediende,
    scholen mochten niet bestaan.
    En dan: het liep er vol spionnen, –
    de “kempetei”! – wie daar moest gaan!!!

    Veel erger zou het lot nog worden:
    De wijk moest leeg! – nu op transport!
    ’n Slag waar mensen ziek van werden,
    maar – vlug gepakt! – de tijd was kort.

    Eén groep mocht alleen ’n rugzak,
    de anderen nog ’n kist erbij.
    Al de rest moest achterblijven,
    het geld, dat eiste Nippon blij.

    Lies Keulen – Zuster Josepha Cornelia

     

  • Van Malang naar waar?

     


     

    Van Malang naar waar? 

     

    9 Februari 1944.

    De trein, die werd goed volgepropt,
    aan alle kanten dichtgestopt!
    Geen deur, geen raampje bood ons lucht,
    in die benauwdheid werd gezucht.

    De voorraad eten was gauw op,
    de dorst die steeg al dra ten top!
    Men kón niet zitten, mócht niet staan,
    de wacht stond altijd klaar tot slaan.

    Een reis van enige uren slechts,
    werd door die wreedaards langgerekt.
    Twee dagen en een nacht erbij,
    genoot men van die kwellerij!

    En wáár bracht ons de trein toch heen??
    dat wist de machinist alleen!
    Opeens werd grote angst gewekt:
    Door een kier had men de zee ontdekt!

    Zou men ons ontvoeren gaan? …
    Of zou ons laatste uur nu slaan?? …
    Een zwaar beproefde zuchtte maar:
    “Dit kruis, o Heer, is toch te zwaar!”

    Maar zwaarder kruisen wachtten al:
    De hongernood, die volgen zal!! …

    Lies Keulen – Zuster Josepha Cornelia

     

  • Aankomst kamp Karang Panas

     


     

    Aankomst kamp Karang Panas.

     

    10 Februari 1944.

    De trein bleef in Semarang staan:
    Met auto’s toen op ’t weeshuis aan!
    Pas op, geen voet meer scheef gezet!
    Gewapend werd op ons gelet!

    Voor d’ingang zat ’n strenge Jap,
    je kreeg ’n nummer op ’n lap.
    Voortaan mag je je naam vergeten,
    je bent ‘n “nummer” moet je weten!

    We kregen in de hand gestopt,
    ’n mandje rijst met ’n visje erop!

    Toen men de deur moest binnengaan,
    bleef ieder daar verwonderd staan!
    Ja, allen in dat ene huis!
    Die samenleving werd een kruis.

    Men vroeg zich af waarvan geleefd?
    Niemand immers geld nog heeft.
    Wees maar niet bang! Heb toch geen zorg:
    Daar staat Nippon wel voor borg!

    Het plan was mooi reeds opgesteld:
    Het Hollands ras moest neergeveld.
    Men is direct aan ’t werk gegaan,
    vooral de vrouw, die moest eraan!

    ’t Ging niet ineens, die moordpartij,
    heel langzaamaan, dat snapten wij!
    Er moest gezwoegd, veel werk gedaan,
    en daarbij aan ’t verhongeren gaan!

    Lies Keulen – Zuster Josepha Cornelia

     

  • Zaal 10

     


     

    Zaal 10.

     

    Honderdvierenveertig mensen,
    allen op die ene zaal!
    Vrouwen, jongens, meisjes, babies,
    dat gaf wel eens ’t grootst kabaal!

    Wij twintig Zusters op twee britsen,
    gescheiden door een meter straat.
    En hadden bij ons in de woning,
    vier kind’ren der familie Flaat.

    Op zevenenveertig en ’n halfje,
    daar mocht je heer en meester zijn.
    Maar was je breedte ’n halve meter,
    dan lag je al op vreemd terrein.

    Toch wisten wij ons wel te schikken,
    we lagen om en om in bed:
    Je hoofd met naast je twee paar voeten,
    en hadden soms de grootste pret.

    Want ’s nachts dan kon ’t wel gebeuren,
    dat j’een teen kreeg in de mond gestopt.
    Of dat j’in nare droomgevallen,
    aan beide zijden werd geschopt.

    Overdag dan was die slaapzaal,
    werkplaats, refter en kapel.
    En ’s morgensvroeg en ’s avonds zeven,
    dan stond j’er kaarsrecht voor ’t appèl!

    Waar moest je heen met je bagage?
    Wel, alles moest daar op die plek!
    Achter, onder, op je bultzak,
    zo’n bergplaats was toch heus niet gek!

    Overdag dan mocht je komen,
    ’t was alles netjes voor mekaar!
    Je spreidde over al die rommel,
    ’n deken uit en kees was klaar!

    Op de grond daar was wel ruimte,
    maar onder britsen mocht niets staan.
    Vond Sien daar wat, dan was ’t een reden,
    om iemand driekwart dood te slaan!

    Lies Keulen – Zuster Josepha Cornelia

     

  • Het gebed

     


     

    Het gebed.

     

    ’s Middags om een uur of vijf,
    speelt zich hier af een vroom bedrijf

    Refter en gemeenschappelijke cel,
    doet dan weer dienst als bidkapel.

    Heel vroom wordt dan hier saam gebeden,
    herinnering aan ons heerlijk verleden.

    Maar toch heeft men niet heel veel rust,
    als Sien het ziet, denk maar gerust:

    ’t Is uit een tijd weer met die pret,
    men moet zich verstoppen voor ’t gebed!

    Lies Keulen – Zuster Josepha Cornelia

     

  • De Zuster die wondertjes doet

     


     

    De Zuster die wondertjes doet.

     

    Hier hebt ge de Zuster, die wondertjes doet!
    Vooral in het kamp deed dat soms zo goed!
    Geen voorraadschuur had ze, geen kelder, o neen,
    ze had dit onnozele kastje alleen!

    Op feesten, dan hoort toch wat extra’s te zijn!
    En ja hoor, zij had een traktatietje klein.
    Al was de nood dan ook nog zo groot,
    zij zorgde dat ieder die dag toch genoot.

    Amerika had ons met pakjes verrast,
    er werd wat gegeten – de rest in de kast!
    Drie dagen en ’t was bij veel naar de maan,
    waar wij een vol jaar hebben over gedaan!

    ’t Stond in een hoekje, waar niemand ’t zag,
    waarom men bij elke verrassing dan dacht,
    dat zij wonderen deed of toveren kon,
    en men toen reeds met haar verering begon!

    Lies Keulen – Zuster Josepha Cornelia

     

  • Toevluchtsoord

     


     

    Toevluchtsoord.

     

    Vaak hing er onraad in de lucht,
    de beste raad die was dan: Vlucht!
    Want rust bestond niet in ’t kamp.
    dat was voor veel de grootste ramp.

    Zat j’op de brits, Dien dreef met geweld,
    met zweep of stok je naar het veld.
    Nu hadden wij een toevluchtsoord,
    daar baden we tamelijk ongestoord.

    Dat net van lijnen kon niet deren,
    ’t diende om ’t opgejaagd te weren.
    Daar liep men niet zo in de gaten,
    en werd men meer met rust gelaten.

    Al zijn hier angstige uurtjes gesleten,
    dit “bidtuintje” zullen we niet licht vergeten.

    Lies Keulen – Zuster Josepha Cornelia

     

  • Werken op de binnenplaats

     


     

    Werken op de binnenplaats.

     

    Wat wordt er door Sien hier weer eens gebulderd?
    Als kippen, zo jaagt hij de mensen weer op!
    Met honderden moeten ze stenen gaan rapen,
    op ’n klein binnenplaatsje, dat wordt een mop!

    Ze rapen en rapen, want Sien staat te kijken,
    maar plotseling maakt daar de toean ’n keer.
    En even plots strekt men zich, lacht en schatert,
    geen één die nog werkt, maar men “loert” des te meer.

    Komt Sien dan terug, opeens weer gebogen,
    Ze rapen vol ijver, ook wat er niet ligt!
    Zo biedt die commedie van werken en rusten,
    dit drama of blijspel een grappig gezicht.

    Maar vindt Sien nog iemand, die niet is aan ’t werken,
    dan stompt en dan slaat en dan schopt hij maar raak!
    Wij kennen het leven in ’t kamp bij de jappen,
    en vinden het reeds de eenvoudigste zaak!

    Lies Keulen – Zuster Josepha Cornelia