• Betrapt op smokkelen

     


     

    Betrapt op smokkelen.

     

    Het was zo verleidelijk ’n eitje te kopen,
    voor kleren, al was het ’t laatste wat men had.
    Maar liever nog had men het leven dan kleren;
    en daarom gewaagd, ook al kostte het wat.

    Het smokkelen was allerstrengst wel verboden,
    o nee, zeg, wie daarmee zou worden gesnapt!
    Maar eens op een Meidag, om nooit te vergeten,
    zijn zeventien vrouwen op smokk’len betrapt!

    Ze werden gemarteld op vrees’lijke wijze:
    Met “bamboe-straf”, slagen, ‘k weet niet wat meer!
    “Hang 18” moest toen naar dat drama gaan kijken,
    dat schouwspel, dat was ’n verschrikk’lijke leer.

    Naar ’t ziekenhuis moesten er vijf ter behand’ling,
    de anderen, die werden gedragen naar huis.
    Tien dagen nog mochten ze toen profiteren:
    De zonnestraf! – weer zo’n verschrikkelijk kruis.

    Van ’s morgens tot ’s avonds staan braden en branden,
    in de snikhete, gloeiende, tropische zon:
    Geen eten of drinken mocht worden geboden,
    toch deed men ’t wel, als het enigszins kon.

    Lies Keulen – Zuster Josepha Cornelia

     

  • Gevangen in Nipponklauw

     


     

    Gevangen in Nipponklauw.

     

    Aanschouw het beeld van Hollandse vrouw,
    In Nipponklauw gevangen!
    En daag’lijks smeekte zij om vreê,
    steeds groter werd ’t verlangen.

    Zij had zo veel reeds meegemaakt,
    zou zij het nog wel halen?
    Zo velen waren heengegaan,
    het kamp had vreemde kwalen!

    En wat een zorgen kwelden haar:
    Waar was haar man? – haar zonen?
    En steeds met zoveel vrouwen nog
    bijeen te moeten wonen!

    En telkens kwam wat anders weer:
    Huiszoeking meerdere keren;
    Er werden klappen uitgedeeld!
    En … ’t vraagstuk van de kleren!

    Voortdurend moest nog hard gewerkt,
    op patjolveld of erven;
    De laatste kracht die ging eraan,
    totdat zij lag te sterven! …

    Lies Keulen – Zuster Josepha Cornelia

     

  • Vrede op Maria Hemelvaart

     


     

    Vrede op Maria Hemelvaart.

     

    15 Augustus 1945.

    Heel vroeg op die feestmorgen,
    heerst’ in ’t kamp ’n grote vreugd:
    “Stil, stil, stil!! We hebben vrede!”
    zei een dame heel verheugd.

    ’n Groot geheim nog moest het blijven,
    ’t ging heel stil van mond tot mond.
    En al kwam het ook wat plots’ling,
    geen van ons het vreemd toch vond.

    Want de laatste negen dagen,
    hielden velen een noveen.
    En vertrouwden op Maria,
    “Dat zij nu eind’lijk hulp verleen!”

    Maar bij anderen was nog twijfel,
    “Zoveel geruchten reeds gehoord!”
    Alles ging gewoon als vroeger,
    de jap, die zei geen enkel woord.

    Zo verliepen negen dagen,
    van twijfel of van zekerheid:
    Was het waar? Of maar geruchten?
    ’t Was nu wel de hoogste tijd!

    Lies Keulen – Zuster Josepha Cornelia

     

  • Vredesvliegtuigen

     


     

    Vredesvliegtuigen.

     

    23 Augustus 1945.

    Hoera! Hoera! Gejuich! Gevlag!
    Ja, nu was het zeker waar!
    Vrede! Vrede! ’t Was heus echt,
    ’t was zo duidelijk en zo klaar!

    Ze vlogen heel laag boven ’t kamp,
    en gooiden ook pamfletten uit.
    ’t Stond zwart op wit: “We brengen voedsel,
    Obat, kleren! – de strijd is uit!”

    Alle twijfel was verdwenen,
    men wist van vreugde niet wat men deed.
    Geen jappen werden meer bekeken,
    vergeten was het ergste leed.

    Voor sommigen echter was die tijding
    juist het aller zwaarste kruis:
    ’t Was al te laat, ze lagen reeds
    te sterven in het ziekenhuis.

    Maar allen, die nog konden lopen,
    die juichten luide met ’n lach:
    “We zijn gered! Er komt weer voedsel!”
    Het was de laatste hongerdag!!

    Lies Keulen – Zuster Josepha Cornelia

     

  • Voldoende eten

     


     

    Voldoende eten.

     

    Alle hong’rige leeuwen, ontvlucht uit hun kooien,
    zo renden de vrouwen nu naar het “gedek”.
    Er was zzoveel eten daar bij de omheining,
    en iedereen had onbeschrijflijk veel trek!

    Javanen verkochten of ruilden voor kleren;
    het laatst wat men had, werd voor voedsel betaald.
    ’t Is niet te beschrijven, wat ieder kon eten,
    wat moest er ook veel worden ingehaald!

    Indische mensen en heel veel Chinezen,
    die deelden maar uit en haalden maar bij.
    Het was een verdringen daar ginds bij de pagger,
    men schreeuwde en riep: “Geef het mij, geef het mij!”

    De jappen, die hadden nu niets meer te zeggen:
    we bogen niet meer, dat was een gemak!
    We stookten weer vuurtje en kookten het eten,
    Geen katten of ratten, — geen kikker of slak!!

    Lies Keulen – Zuster Josepha Cornelia

     

  • Voedselpakketten

     


     

    Voedselpakketten.

     

    Herinnert ge u onze laatste verrassing,
    die menigeen trok van de rand van het graf?
    Wat dit pittig hapje bij velen bewerkte,
    daar stond en daar staat men gewoonweg van paf!

    In kamp “Karang Panas” kwam ook in de Meimaand,
    zo’n pak van Amerika, voor Kerstmis gestuurd,
    Ook nu had de reis van dit Kerstcadeau minstens
    van haven tot kampen, ’n half jaar geduurd.

    Maar ’t kwam, en de jap liet ’t distribueren:
    met 18 een pak, toen met twintig nóg een:
    En vóórdat je ’t had, was ’t commando gegeven:
    “’t Moet open, verdeeld en gegeten meteen!”

    De blikjes, die moest Jan de Mepper weer hebben:
    want landmijnen konden daarvan nog gemaakt!
    Zo kwam het, dat plots door te veel van dat goede,
    bij velen de maag nog van streek is geraakt.

    Maar vrouwen, die lagen te sterven van honger,
    herleefden, en kregen opnieuw weer wat kracht.
    Aan allen, die hielpen ons dit te bezorgen,
    wordt duizendmaal dank en hulde gebracht!

    Lies Keulen – Zuster Josepha Cornelia

     

  • Contact Holland-Indië

     


     

    Contact Holland-Indië.

     

    November 1945.

    Contact! Contact! De eerste brief!
    Al meer dan vijf jaar niets gehoord!
    Opeens in huis zo’n groot lawaai,
    alsof er iemand werd vermoord.

    Een brief uit Holland! Van Maastricht!
    van ’t Provinciale Moederhuis!
    En weldra kwamen brieven aan,
    voor elke Zuster van haar thuis!

    Zij leefden nog en wij hier ook!
    Dat had men blijkbaar niet verwacht.
    Daarom gejubel en gedankt!
    Al waren offers ook gebracht!

    Lies Keulen – Zuster Josepha Cornelia

     

  • Van Semerang naar Soerabaia

     


     

    Van Semerang naar Soerabaia.

     

    12 januari 1946.

    Wij verheugden ons, in Augustus bij de vrede,
    om gauw, heel gauw nu thuis te zijn!
    Geen mens dacht toen nog aan dat nare staartje,
    als toegift nog van als de oorlogspijn.

    Steeds werd gezegd: “We zullen gauw vertrekken!”
    toch hebben wij vijf maanden lang gewacht.
    Toen haalde ons op twaalf januari,
    de “Tegelberg”, die ons naar Soerabaia bracht.

    ’t Was geen prettig reisje onder in de ruimen,
    op één gepakt als haring in een ton.
    Men sliep op tafels, of er vóór, ernaast, erónder,
    als je tenminste nog ’n plekje vinden kon.

    Lies Keulen – Zuster Josepha Cornelia

     

  • Darmo – Soerabaia

     


     

    Darmo – Soerabaia.

     

    De “Tegelberg” bracht ons in goede richting,
    de zeventiende kwamen wij in Soerabaia aan!
    De stad was stil en leek wel uitgestorven,
    we wisten niet, waar nu weer heen te gaan.

    Er kwamen bussen die brachten ons naar kampen;
    “Hotel Laarman” werd nu ons nieuw verblijf.
    Twee dagen maar, en toen kwam een verrassing:
    weer ingepakt! – het laatste kampbedrijf!

    De Bisschop zelf, die kwam het ons vertellen:
    We mochten in een klooster wonen gaan!
    De ballingschap was bijna nu ten einde,
    de negentiende kwamen wij op “Darmo” aan.

    Hier wonen wij in ’t huis der Urselinen,
    en wachten nu het einde rustig af.
    Wij doen het werk bij kind’ren in de scholen
    wat Gods Voorzienigheid ons hier gelukkig gaf.

    En komen wij na deze troebele tijden,
    terug in Batoe en Pasoeroean.
    ’t Geluk vermag geen pen dan te beschrijven,
    dan dankt men God, zo goed men danken kan!

    Lies Keulen – Zuster Josepha Cornelia

     

  • Terugblik

     


     

    Terugblik.

     

    Soerabaia 1946.

    ’n Terugblik nog op d’afgelopen jaren:
    ze waren hard en velen zijn niet meer.
    Van ons vroeg God geen offer van het leven:
    ’n Duizendvoud: “Wij danken U, o Heer!”

    De kampkledij kan men hier weer verwisselen,
    met ’t goed bewaarde Missie-kloosterkleed.
    Al werd de rest haast allemaal gestolen,
    dit hielden wij, … een troost bij zoveel leed.

    Wij danken hen, die daag’lijks voor ons baden!
    Van Holland uit werd hier het kruis verlicht.
    Want Uw gebed en zeker menig offer,
    heeft onbewust zo heel veel goed verricht!

    Nu drie van ons naar Holland zijn geroepen,
    Nu kunnen zij u vertellen gaan.
    Voor alle goedheid ons door God bewezen,
    Heft dankbaar men ’n luid “Te Deum” aan!

    Lies Keulen – Zuster Josepha Cornelia