• In rouw

     


     

    In rouw.

     

    Haast daag’lijks was ons kamp in rouw,
    ’n sterfgeval van kind of vrouw.

    Wie peilt de nameloze smart,
    van ’t diep getroffen moederhart?

    De één verloor haar enigst kind,
    ’n ander drie, zo teer bemind.

    Eén gaf haar zoontje, Pa en Moe (Klusman)
    en hoe was zij er zelf aan toe?

    Een priester mocht er niet in ’t kamp,
    waar zocht men troost bij elke ramp?

    De Zusters kregen nu tot taak,
    de stervenden steeds bij te staan!

    Lies Keulen – Zuster Josepha Cornelia

     

  • Pie Jesu Domine

     


     

  • Gedachtenisprentje

     


     

    Gedachtenisprentje.

     

    Een drukkerij bestaat er niet,
    toch brengt men troost in ’t groot verdriet:
    te geven als gedachtenis,
    een prentje, dat geschreven is:

    “Een engeltje had de Heer ons gegeven
    Het was een geschenk, veel miljoenen ons waard
    Een engeltje is hij altijd gebleven
    Vooral nog die laatste dag hier op aard

    Wat lag hij daar lief op die Mei, eerste vrijdag
    Met stralende oogjes op Mammie gericht
    En steeds nog die vriend’lijke engelen glimlach
    Als hechtte hij aan de dood geen gewicht.

    “Lief Heertje, laat Henkie gauw beter worden”
    Zo klonk nog de laatste beê uit zijn mond
    En Jezus verhoorde de wens van zijn vriendje
    Op andere wijz’ dan zijn Mammie wel vond.

    Want beter dan alle aardse ellende
    Is toch een plaatsje zo dicht bij Zijn Troon
    Daar werd onze Henkie een werk’lijke Engel
    Bij Herma en Ria in de Hemelse woon

    En nu lieve Engel, vraag jij voor je ouders
    Voor Zusje en broertjes aan d’Algoede God
    Dat Hij ons steeds zegene in al onze werken
    En óns ook eens schenke, jouw betere lot

    DANK JEZUS VOOR HET GELUK BEREID
    AAN HERMA, RIA, HENK IN ALLE EEUWIGHEID”

    Lies Keulen – Zuster Josepha Cornelia

     

  • Hollandse taal

     


     

    Hollandse taal.

     

    Wat doet men hier? – Leren? – maar wat een schandaal!!
    ’n Misdaad! ’n Schande! ….. in Hollandse taal!!??

    Het Hollands, dat dient toch te worden geweerd!
    Maleis of Japans, ja, dat mag nog geleerd!

    De kinderen vermoeien, dat is kwellerij!
    De jappen, die geven de scholen maar vrij!

    Ja, vier jaar vacantie! Wat zijn ze toch goed!
    En daarbij: het kind wordt zo “krachtig” gevoed!

    Maar zijn in het kamp soms geen jappen te zien,
    dan geeft men weer lessen, het gaat “clandestien”.

    Toch hebben de kinderen niet veel meer geleerd,
    de lichaampjes waren totaal uitgeteerd!

    Lies Keulen – Zuster Josepha Cornelia

     

  • Hoog bezoek

     


     

    Hoog bezoek.

     

    Vaak liep beul “Sien” gejaagd door ’t kamp,
    dan werd er “hoog bezoek” verwacht!
    Er moest gepoetst, geschrobt, gedweild,
    al was het midden in de nacht!

    ’t Ging altijd met een blij gezicht,
    al was ’t met een lege maag!
    Maar toch vond ieder in het kamp,
    zo’n hoog bezoek een ware plaag!

    Dan stond je uren voor de brits,
    opeens daar klok het: slof, slof, slof:
    “Joetskee!”, “Kerree!”, “Norree!”—buig!!
    O wee, als een die knots je trof!!

    Lies Keulen – Zuster Josepha Cornelia

     

  • Water

     


     

    Water.

     

    Al zijn er nóg zoveel kranen in huis,
    Met ’t water is ’t echter niet helemaal pluis.

    Overdag heb je ’t nodig, dan is ’t er niet:
    Gezorgd dus, dat je je ’s nachts maar voorziet!

    Gevuld wordt dan iedere emmer en blik,
    om waternood maakt men zich niet meer zo dik.

    Je kunt met je voorraad ook baden dan gaan;
    maar niet te royaal hoor, heel zuinigjes aan!

    Dit vriendje van Moeder staat daag’lijks op wacht:
    Door hem wordt haar emmer voor ’t baden gebracht.

    Lies Keulen – Zuster Josepha Cornelia

     

  • Schoenmaakster

     


     

    Schoenmaakster.

     

    Zijn de klompen kapot, of de schoenen wat slecht,
    Bij Zuster Chrysostoma kan men terecht!
    Met blijdschap vernieuwt ze voor niets ieder paar,
    en geeft ook nog gratis een heel commentaar!

    Hangt ’s morgens de grote was aan de lijn,
    dan vliegt ze, om gauw bij haar schoenen te zijn.
    Ze hamert en spijkert en naait wat e kan,
    en geniet als ze anderen blij maken kan.

    Met wat een verdriet moest ’t werk eens gestaakt!
    Daar haar krachten geheel waren opgeraakt. (in kamp Lampersant)
    Geen hamer die zij nog hanteren kon,
    toen voor ieder het langzame sterven begon!

    Geen schoenen, geen klompen deed men meer aan,
    blootsvoets werd voortaan over straat maar gegaan.
    Ja, Nippon had werkelijk zijn doel nu bereikt,
    de vrouwen in dessa’s! – en geen schoeisel meer rijk!

    Lies Keulen – Zuster Josepha Cornelia

     

  • Naaiatelier

     


     

    Naaiatelier.

     

    Hier hebt ge ons vlijtig naaiatelier,
    waar ook twee Zusters werken steeds mee.

    Handschoenen maakt men er, plomp van model,
    daarom gaat het misschien wel zo snel.

    Want duizend levert men dagelijks af,
    dat móet, want anders geeft Otje straf!

    Soms voelt hij zich zeer door die ijver vereerd,
    en worden de dames op thee getracteerd!

    Lies Keulen – Zuster Josepha Cornelia

     

  • Verboden te leren

     


     

    Verboden te leren.

     

    Leren wordt niet toegestaan,
    alleen wat wandelen kan men gaan.

    Zelfs zingen mag niet in het kamp,
    dat is voor kinderen wel een ramp.

    Lokalen zijn niet voor de jeugd,
    elk hokje doet als slaapplaats deugd.

    De kleintjes zitten op de grond,
    of springen maar wat in het rond.

    Toch wordt de taak daardoor verlicht,
    van moeder, die zwaar werk verricht!

    Lies Keulen – Zuster Josepha Cornelia

     

  • Waternood

     


     

    Waternood.

     

    Vaak heeft men last van waternood,
    dat is een ramp, verschrikkelijk groot!

    Men zegt: ”De bron is uitgedroogd”,
    wat u wél of niét geloven moogt.

    ’t Is een zonderlinge zaak:
    ’n bron, die op commando staakt!

    Want nauw’lijks zijn w’in ’t land der dromen,
    of ’t water loopt bij stromen.

    De moed zakt toch niet in de schoenen,
    dan gaan we ’s nachts de was maar boenen.

    We vullen ’s nachts het reservoir,
    en zijn dan ook voor ’t eten klaar.

    Heeft de keuken geen water meer,
    men vormt de waterketting weer.

    Vanuit het “nimfenbad”, de bron,
    komt ’t boven in de keukenton.

    We slaan ons door de soesah heen,
    en blijven daarbij steeds tevreên.

    Lies Keulen – Zuster Josepha Cornelia